De installatie van een laptop
De fysieke plaatsing, de stroomvoorziening en de interconnectie met
andere apparatuur vereist speciale aandacht. Tips, maar ook onbeantwoorde
vragen.
Door Pieter Stoelinga
Plaatsing
Voor de fixatie van de laptop zijn kant en klare, dure, oplossingen in
de handel. In het vorige nummer beschreef Philip Beekman een houder die
eenvoudig zelf te maken is. Neil Lawley gebruikt aan boord een bevestiging op
de kaartentafel door middel van klittenband. Enige aandacht voor het dempen van
trillingen lijkt verstandig. Paaltjes pikken in ruwe zee en trillingen van de
motor moeten geen schade veroorzaken en in ieder geval moet voorkomen worden
dat connectoren kunnen los trillen. Dus alles schroeven.
De maximum temperatuur van de meeste pc componenten is gewoonlijk 55-60
Voor een goede lucht koeling moet de omgeving
temperatuur minimaal 10 graden lager zijn. Het is ook hierom van belang dat het
systeem in een goed geventileerde ruimte gemonteerd wordt, en de ventilator en
ventilatie openingen niet geblokkeerd kunnen worden verschuivende voorwerpen.
Vocht op zichzelf kan al problemen veroorzaken door condensatie op
componenten en verbindingen. Gecombineerd met een zilte atmosfeer leidt dit tot
afzetting van zout kristallen uit de lucht op de componenten wat corrosie
veroorzaakt. De compacte laptops zijn hier extra gevoelig voor. Een goede
remedie: laat de laptop aan boord continu ingeschakeld staan.
Stroomvoorziening
Zoals gezegd, het beste is de laptop continu aangesloten te houden op
230 volt. Valt die uit, dan heb je nog enkele uren energie van de interne accu
ter beschikking.
De 230 volt wordt via een omvormer uit de boordaccu’s gehaald. Een
omvormer voor een gemiddelde laptop met een nuttige opbrengst van 3 A, vraagt 4
A van de boordaccu's. Er zijn aardige, compacte omvormers in de handel van
150-200 watt. De omvormer moet het liefst van het type sinusomvormer zijn, maar
ook het type gemodificeerde sinusomvormer komt in aanmerking. De Mastervolt
Mass-Sine 12/250 is een prima keuze. Deze kleine omvormers zijn doorgaans
uitgerust met een sigarettenaansteker contact voor de 12 volt verbinding. Dit
contact is voor onze applicatie onvoldoende betrouwbaar en moet vervangen
worden door een gezekerde aansluiting.
Een ander oplossing is een DC-DC omvormer. Deze geeft bij een boordnet
variatie van 10-16 volt een constante uitgangsspanning van 13,6 volt, geschikt
voor een laptop van 14 volt. Echter, bij sommige laptops loopt die voeding niet
via de interne accu, maar is rechtstreeks verbonden met het moederbord. In dat
geval kunnen de spanningspieken van het boordnet voor onherstelbare schade
zorgen. Raadpleeg dus in ieder geval uw leverancier.
De moderne lapop heeft een softwarematig geregeld energiebeheer,
waarbij beeldscherm en de harde schijf automatisch kunnen worden uit
geschakeld. Dit is nuttig als er lange tochten gemaakt worden.
Stel we varen van Den Helder naar Kristiansandt. Dat is 300 mijl. Als
we voldoende wind hebben en dus de motor niet gebruiken, en we de papieren
kaarten verruild hebben voor elektronische, dan moeten we dus voor drie etmalen
laptopvoedsel aan boord hebben.
Een Dell Inspiron 4100 notebook met een Pentium 3 processor heeft 2 à
2,5 A van de accu's nodig. In slaapstand gebruikt die 0,25 A tot helemaal niks.
Omvormer niet nodig.
Stel we gebruiken tijdens de tocht iedere 2 uur de PC voor 15 min om
het bestek te maken en bij de aanloop nog eens 3 uur continue. Dan wordt het
totaal verbruik tijdens de reis:
Voor de up-time (34,5 x 15/60 + 3)uur x 2,5amp = 30 AH
Voor de slaaptijd (72 – 34.5 x 15/60 - 3)uur x 0,25amp = 15 AH tot
helemaal niks
Totaal 45 AH of minder. Hier is de ontvangst van een paar weerkaartjes
ook mee gedekt.
Voor drie nachten met c.a. 6 uur een 25 watt driekleuren licht is nog
eens 37 AH nodig. Vergeten we de marifoon en het koude pilsje en branden we 's
nachts een waxinelichtje, dan is het totaal verbruik 82 AH en moet er dus 160
AH aan geïnstalleerde accucapaciteit zijn.
Interconnectie met overige apparatuur
De standaard voor onderlinge verbinding van meetapparaten aan boord is
nog steeds NMEA 0183. Een rampzalige standaard uit het stenentijdperk, nog vóór
het woord Personal Computer uitgevonden was, 1982. Het is te vergelijken met
een telefoonverbinding; twee draadjes tussen de ene en de andere telefoon.
Alleen bij NMEA 0183 is het nog primitiever, je hebt twee draadjes nodig om te
praten (transmit; TX) en twee om te luisteren (receive; RX). Dat wil zeggen dat
als je met meer telefoons wil kunnen communiceren, heb je een heuse centrale of
een multiplexer nodig. Ook de snelheid is bedroevend. Het is daarom
noodzakelijk om voor een netwerkje uit te wijken naar iets anders. Autohelm
ontwikkelde een eigen standaard, Seatalk. National Marine Electronics
Association is bezig met een nieuwe standaard NMEA 2000. Wat dat precies is en
wanneer die komt kon ik niet achterhalen.
Het enige wat je nu kunt doen, gebruik aan boord voor de verbinding van
apparaten, ook die met NMEA 0183 signalen, een kabel van een type dat op het
moment in de computer wereld een standaard is en die, naar ik aanneem, ook voor
NMEA 2000 gebruikt gaat worden. UTP cat. 5, de afkorting van Unshielded Twisted
Pair of category 5, ook wel patch cable genoemd. Het is een kabel met vier
paren van twee in elkaar gedraaide draden. Neem draden met een flexibele kern
tegen het afbreken door trillingen. Een extra storingsonderdrukking bereik je
door rond de kabel, vlak bij de aansluiting van een apparaat, een toroid ring
te bevestigen. Dat is een rond stukje ferriet met een gat er in. Het zijn de
verdikkingen die je vaak om PC kabels ziet zitten.
Een
andere, heel effectieve manier van storingsbeperking is het gebruik van
optocouplers. Daar door worden twee communicerende apparaten door een optische
schakeling, galvanisch gescheiden.